In zijn eerste lange speelfilm vangt regisseur Salvatore Mereu vier seizoenen en vier verhalen in Sardinië. Lente: Vier jongens, levend in het hart van het eiland Sardinië, liften achter in een vrachtwagen mee van het platteland naar de voor hun onbekende kust. Het is de eerste keer dat ze de zee met eigen ogen zien... Zomer: Schapenhoeder Michele leert in een klein dorpje aan de zee de mooie Solveig kennen; een jonge Française die er drukdoende is bij de hang-gliding club. Hij bedrijft met haar voor het eerst in zijn leven de liefde. Een paar dagen later, turend over de zee waar een groot aantal boten en mensen zich verzamelen, ziet Michele de vleugels van een hang-glider drijven in de zee... Herfst: De jonge non Francesca keert terug naar haar geboortedorp voor de bruiloft van haar nichtje. Tot diep in de nacht wordt er gedronken, gezongen en kaart gespeeld. Als Francesca afscheid van haar vader heeft genomen neemt ze plaats in de bus, terug naar het klooster. Als gevangen staart ze door het busraam naar buiten... Winter: De gepensioneerde Giorgio heeft een afspraakje met de prostituee Palla. Samen gaan ze naar zijn flat, waar ze muziek maken zoals ze dat eerder blijkbaar ook al deden. Maar dan zakt Giorgo weg in een schijnbare slaap. Het lied klinkt door, over een wijds landschap, als in een droom. Er zijn veel mensen en iedereen lijkt gekomen om Giorgio bij te staan in zijn laatste reis...